Borstvoedingsalfabet

Borstvoedingsalfabet

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Aanleggen

De baby aanleggen aan de borst kan in verschillende voedingshoudingen. Het is belangrijk alert te zijn op de volgende punten:

  • De moeder zit of ligt ontspannen en comfortabel.
  • Het hoofd, de nek en de wervelkolom van de baby liggen op één lijn (en niet gedraaid).
  • Er is zoveel mogelijk lichaamscontact tussen de moeder en de baby.
  • Het hoofd van de baby moet vrij kunnen bewegen.
  • De tepel ligt op gelijke hoogte van de neus van de baby.
  • Als de tepel zijn bovenlip raakt zal de baby zijn mond wijd open doen.
  • De baby wordt door de moeder naar de borst gebracht (en niet de borst naar de baby) middels druk tussen zijn schouderbladen (en niet op zijn hoofd).
  • De baby neemt de tepel en een deel van de tepelhof in zijn mond. Zodoende is er een grote diepe hap waarbij de tepel het gehemelte van de baby raakt, op de overgang van het harde naar het zachte gedeelte van het gehemelte.
  • De kin van de baby raakt de borst. De neus van de baby ligt vrij.
  • De lippen en de tong van de baby sluiten de mondholte vacuüm af met de tepel en een deel van de tepelhof erin.
  • De baby zal eerst korte en snelle zuigbewegingen maken om de toeschietreflex op te wekken.  
  • Als de melk begint te stromen zal de baby langzamer en dieper zuigen.
  • Door het vacuüm in de mond, de golfbewegingen van de tong en het ritmisch op en neer bewegen van de kaken, haalt de baby de melk uit de borst.
  • Zuigen, slikken en ademhalen wisselen elkaar in een regelmatig ritme af.
  • Nadat de baby goed is aangelegd en drinkt kunnen eventueel kussens worden toegevoegd ter ondersteuning van de moeder.

Terug naar A B C..

Borst

De ontwikkeling van de borst begint al in de baarmoeder en is pas klaar als de vrouw zwanger is geweest en borstvoeding geeft.

De borst bestaat onder andere uit melkklierweefsel. Het melkklierweefsel bestaat uit lobben en iedere lob bestaat weer uit kleinere lobben. Elke lob bestaat uit melkklieren en melkkanaaltjes. Elke melkklier bestaat uit melkproducerende cellen rondom een verzamelholte. Elke melkklier wordt omringd door spiercellen, die samentrekken onder invloed van oxytocine. De melk schiet dan toe via een melkkanaaltje naar een uitgang in de tepel.

De grootte van de borst zegt niks over het melkproducerend vermogen van de borst. Vetweefsel en melkklierweefsel zitten door elkaar.

Asymmetrie tussen de borsten is normaal.

Een melkproductieverschil tussen de borsten is ook normaal.

Terug naar A B C..

Colostrum

Vanaf ongeveer de tweede helft van de zwangerschap gaan de melkklieren de eerste melk produceren. Sommige vrouwen lekken aan het einde van de zwangerschap al kleine beetjes colostrum.

Colostrum is goudgeel van kleur en komt in kleine hoeveelheden. Colostrum is zeer geconcentreerd waardoor de pasgeboren baby al aan enkele druppels genoeg heeft.

Colostrum bevat veel eiwitten en mineralen.

Door de grote hoeveelheid antistoffen wordt de baby beschermd tegen infecties en ziekten.

Colostrum is licht verteerbaar en laxerend, zodat de baby snel het meconium kan lozen. Pasgeboren baby’s hebben een doordringbare darmwand. Colostrum legt een laagje over deze darmwand, waardoor deze niet meer doordringbaar is.

Na enkele dagen gaat colostrum over via overgangsmelk naar rijpe moedermelk.

Terug naar A B C..

Donormelk

Donormelk is gekolfde melk van een andere moeder.

Wanneer de baby niet bij de eigen moeder aan de borst kan drinken gaat de voorkeur uit naar gekolfde melk van de eigen moeder.

Wanneer er geen of onvoldoende eigen moedermelk beschikbaar is, wordt gepasteuriseerde donormelk als beste alternatief beschouwd. Dit is de internationale aanbeveling van onder andere de Wereldgezondheidsorganisatie en wordt wereldwijd toegepast op neonatale intensive care afdelingen.

Donormelk is afkomstig van andere moeders (donoren) die moedermelk over hebben. Zij stellen hun melk beschikbaar voor te vroeg geboren kinderen. Donoren worden vooraf gekeurd en hun bloed wordt uitgebreid getest bij de bloedbank. Hun melk wordt verzameld door de Nederlandse Moedermelkbank. Om overdracht van ziektes te voorkomen, wordt donormelk gepasteuriseerd en uitgebreid gecontroleerd op bacteriën. Na pasteurisatie wordt de melk ingevroren.

Donormelk voldoet aan de strengste veiligheidseisen, vergelijkbaar met bloedtransfusies van de bloedbank. Donormelk is het beste alternatief voor eigen moedermelk, maar door de bewerking bevat het minder afweer- en voedingsstoffen.

Kinderen geboren bij een zwangerschapsduur korter dan 30 weken en/of met een geboortegewicht onder 1000 gram, krijgen op de Intensive Care Neonatologie donormelk als er (tijdelijk) geen of onvoldoende eigen moedermelk beschikbaar is, mits geen bezwaar van de ouders.

Terug naar A B C..

Eerste uur

Het eerste uur na de geboorte wordt ook wel het gouden uur genoemd. In dit uur wordt de basis gelegd voor de band tussen de moeder en de baby. Tijdens het eerste uur worden geen medische handelingen verricht, tenzij deze noodzakelijk zijn. De baby ligt huid-op-huid bij de moeder. Zo wordt zijn of haar lichaamstemperatuur op peil gehouden. Het bevordert de hechting en er komt oxytocine vrij bij zowel de moeder als de baby wat de stress van de bevallig verlaagt.

Ook de borstvoeding krijgt een boost wanneer de moeder in alle rust het eerste uur doorbrengt met de baby. Wanneer de baby bij de moeder op de borst wordt gelegd zal hij of zij vanzelf op zoek gaan naar de tepel om te gaan drinken. De baby gaat af op de geur van de tepel en hij of zij ziet het contrast van de tepel en de borst. In het eerste uur zal de baby zijn of haar eerste voeding, colostrum, binnen krijgen.

Soms is het niet mogelijk dat de baby na de geboorte huid-op-huid bij de moeder kan liggen, bijvoorbeeld bij prematuur geboren baby’s of wanneer de placenta operatief moet worden verwijderd. Zodra de gezondheidstoestand van de moeder en de baby het weer toelaat is het belangrijk om dit huid-op-huid contact in te halen.

Wanneer de baby niet aan de borst kan drinken, bijvoorbeeld bij premature baby’s die opgenomen worden op de Intensive Care Neonatologie, is het belangrijk dat de moeder binnen het eerste uur na de bevalling start met kolven.

Terug naar A B C..

Fopspeen

Een fopspeen is volgens de Dikke Van Dale een los zuigspeentje om zuigelingen zoet te houden.

Een baby wil graag zuigen. Een fopspeen lijkt dan een uitkomst, maar eigenlijk is het een vervangingsmiddel voor de moederborst. Het gebruik van een fopspeen kan de borstvoeding namelijk ondermijnen.

Wanneer er borstvoeding gegeven wordt is het raadzaam om te wachten met het geven van een fopspeen tot het moment dat de borstvoeding goed op gang is. Dit duurt minimaal 2 tot 6 weken. Bij zuigbehoefte is het beter de baby aan te leggen aan de borst om zo de melkproductie optimaal te stimuleren.

Als een baby vaak op een fopspeen zuigt, zuigt hij of zij minder aan de borst, waardoor de borsten onvoldoende gestimuleerd worden en de melkproductie niet goed op gang komt of terugloopt. De baby krijgt minder melk binnen en zal hierdoor ook minder groeien.

Wanneer de melkproductie goed op gang is en probleemloos verloopt kun je een fopspeen met beleid inzetten. Dit kan op sommige momenten wanneer het echt even niet lukt om de baby meteen aan te leggen wanneer hij of zij hongersignalen laat zien. Wanneer een baby overstuur is en huilt is het lastig de baby aan te leggen. Met behulp van het speentje kan de baby dan eerst getroost worden om vervolgens aan de borst te drinken.

Een baby is tevreden na een voeding wanneer zijn maagje voldoende gevuld is met melk én wanneer er aan zijn of haar zuigbehoefte is voldaan. Een fopspeen kan gegeven worden om te voldoen aan de zuigbehoefte van de baby, nadat hij of zij al gevoed is maar nog steeds wil zuigen. Geadviseerd wordt om de fopspeen weer tijdig uit de mond van de baby te halen zodat er geen hongersignalen gemist worden voor de volgende voeding.

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat bij baby’s die regelmatig een fopspeen krijgen de borstvoedingsperiode korter duurt.

Instellingen voor moeder- en kindzorg dienen er zorg voor te dragen dat aan pasgeborenen die borstvoeding krijgen geen speen of fopspeen gegeven wordt (vuistregel 9 WHO).

In het ziekenhuis op de kinderafdeling en de IC Neonatologie wordt hiervan afgeweken.
Een fopspeen wordt daar ingezet om pijn te verzachten wanneer er bij de baby handelingen verricht moeten worden zoals bijvoorbeeld bloedprikken.
Een fopspeen wordt bij prematuren ingezet om hun zuigreflex te stimuleren.
Bij het toedienen van sondevoeding aan een baby wordt ook de fopspeen gegeven zodat de baby de associatie maakt tussen het zuigen en het vollopen van zijn maagje met voeding.
Tijdens het zuigen op de fopspeen kan er wat moedermelk op de speen gedruppeld worden.

Het gebruik van een fopspeen wordt in verband gebracht met een verminderd risico op wiegendood. Dit zou kunnen worden verklaard uit het feit dat baby’s die zuigen, minder diep slapen.

Terug naar A B C..

Groei

De meeste baby’s vallen af in de eerste dagen na de geboorte. Een gewichtsverlies tot 7% is normaal. Bij meer gewichtsverlies is het verstandig om de borstvoeding te evalueren. Als de baby goed en vaak genoeg aan de borst drinkt en voldoende plas- en poepluiers heeft valt het gewichtsverlies waarschijnlijk binnen de normale grens. Na 10 tot 14 dagen behoren de baby’s weer terug te zijn op geboortegewicht.

Sommige baby’s hebben een vals hoog geboortegewicht. Dit kan wanneer de moeder veel vocht heeft gekregen via een infuus tijdens de bevalling. Het lijkt dat de baby meer dan normaal veel afvalt terwijl de baby gewoon het vocht afvoert. Deze baby’s hebben dan ook meer plasluiers dan gemiddeld.

Naast gewicht zijn ook de lengte en de hoofdomtrek van de baby belangrijk.

Groeicurven zijn een hulpmiddel bij het beoordelen van de groei van een baby. De curven tonen het gewicht, de lengte of de hoofdomtrek gerelateerd aan de leeftijd en vergelijken deze met een grote referentiegroep. Elke baby volgt zijn of haar eigen curve. Het beoordelen van de groei van volledig borstgevoede baby’s gebeurt bij voorkeur aan de hand van de groeistandaard van de WHO. Borstgevoede baby’s groeien de eerste maanden harder dan baby’s die geen borstvoeding krijgen. Op de leeftijd van een jaar hebben borstgevoede baby’s doorgaans een lager gewicht dan baby’s die geen of kort borstvoeding kregen.

Gemiddelde gewichtstoename van de borstgevoede baby
(Bron: La Leche League):

maand 1 en 2 – 180 – 320 gram per week

maand 3 en 4 – 125 – 185 gram per week

maand 5 en 6 – 80 – 125 gram per week

maand 7 t/m 12 – 50 – 80 gram per week

Wanneer een baby te traag groeit is het goed om na te gaan of de baby genoeg melk binnenkrijgt. Het aanleggen dient geoptimaliseerd te worden en soms is het verstandig de baby te wekken voor de voedingen als hij of zij niet zelf frequent voor de voedingen komt.

Wanneer een baby te hard groeit heeft de moeder vaak te veel melk. Minder vaak aanleggen is geen goed advies. Beter is om over te gaan op één borst per keer geven. De melkproductie wordt dan beter afgestemd op de behoefte van de baby.

Terug naar A B C..

Hongersignalen

Huilen is een laat hongersignaal. De baby laat al eerder subtiele signalen zien. Het is van groot belang om die eerdere signalen van de baby te herkennen, omdat het aanleggen dan gemakkelijker gaat.

Een huilende baby zal eerst getroost moeten worden. Door het huilen gaat de tong naar achter, terwijl die voor een goede hap over de onderkaak dient te worden gelegd. Ook verliest de baby door het huilen energie waardoor de baby, zeker (rand)prematuren en dysmaturen, minder energie over hebben voor het drinken aan de borst.

Hongersignalen zijn:
– zuigbeweging maken met de lipjes
– sabbelen op vingers of vuistje
– meer bewegen van armen en benen
– draaien van het hoofd van links naar rechts en zoeken met het mondje
– opengaan van het mondje zodra de lippen worden aangeraakt⁃ zuigen op je pink, een fopspeen of duim

Er worden 6 bewustzijnstoestanden onderscheiden:

1. Diepe/rustige slaap: baby is vast in slaap, volledig ontspannen en moeilijker wakker te krijgen.
2. Actieve/lichte slaap: baby is in slaap, maar beweegt zijn lichaam zo nu en dan. Voorloper van de REM-slaap. Actieve slaap kan overgaan in diepe slaap of in slaperige bewustzijnstoestand.
3. Slaperig: niet helemaal wakker, maar ook niet meer ontspannen. Soms zie je open ogen zonder focus, ademhaling is wat onregelmatiger.
4. Rustig alert: baby is wakker en aandachtig en staat open voor communicatie met anderen.
5. Onrustig/actief alert: baby is minder aandachtig en lijkt onrustig of bezorgd. Baby is erg gevoelig voor prikkels en ongemak.
6. Huilen: Baby huilt langer dan een minuut, maakt wild zwaaiende bewegingen met armen en benen. Mondje is open en tong is naar achteren. (Bron: La Leche League)

Aangeraden wordt om de baby aan de borst te leggen wanneer hij of zij rustig alert is.

Terug naar A B C..


Instinctief gedrag

Voor de baby is drinken aan de borst instinctief gedrag. De baby gaat
instinctief op zoek naar de borst, doet zijn of haar mond open, hapt aan en
begint te zuigen.

Mensen horen in het rijk der dieren bij de zoogdieren. Zoogdieren kunnen
ingedeeld worden in drie grote groepen:
⁃ verstoppers: jongen worden achtergelaten en zijn langere tijd alleen; 1x in
de zoveel tijd voeden.
⁃ volgers: zijn veelal kuddedieren; staan directe op eigen benen/poten; jongen
gaan met de kudde mee.
⁃ dragers: dieren die een jong altijd bij zich dragen; om de haverklap een
slokje.

De mens behoort bij de dragers en de mensenbaby verwacht op basis van zijn
biologische blauwdruk soortspecifieke zorg. De mensenbaby verwacht dus dat hij
of zij gedragen wordt en om de haverklap een slokje mag nemen.

De mensenbaby is dus niet bedoeld om plat op de rug te liggen, maar behoort
het grootste deel van de tijd rechtop/verticaal te zijn, het liefst tegen het
lichaam van zijn moeder aan. Het jong van een dragend zoogdier wordt voor de
slaap niet apart weggelegd. Het jong is steeds dicht bij de moeder. Het lichaam
van de moeder is de natuurlijke leefomgeving van de baby. Een co-sleeper is een
handig en veilig alternatief. Dichte moeder- en kindnabijheid in de nacht
verzekert de baby van voldoende borstvoeding.

Hazenslaapjes doen en ‘s nachts voor voedingen komen is dus normaal
fysiologisch gedrag van de baby. Het is de bedoeling om in de nacht te voeden.
De prolactine is in de nacht hoger zodat er meer melk is. Vaker kleinere
voedingen is fysiologisch. Dus veel korte slaapjes ook.

De maatschappij is er helaas op ingericht om op gezette tijden te eten en te
slapen. Dit kan de borstvoeding ondermijnen.

Terug naar A B C..

Juiste maat kolfschep

Bij het afkolven van moedermelk is het belangrijk om de juiste maat kolfschelp te hebben. Als de kolfschelp niet goed passend is is er risico op schade aan de tepels en tepelhof. Ook is de juiste maat kolfschelp essentieel voor een optimale melkstroom.

De diameter van de tepel bepaalt de maat van de kolfschelp. Hiervoor kan een liniaal, meetlint of speciale tepelmeter gebruikt worden.

Bij een te kleine kolfschelp schuurt de tepel langs de zijkant van de schacht.
Bij een te grote kolfschelp wordt een overmatig deel van de tepelhof de schacht ingetrokken.
Bij een juiste maat kolfschelp bevindt de tepel zich in het midden en heeft voldoende bewegingsruimte.

Het kan zijn dat er voor elke borst een andere maat kolfschelp nodig is. Het kan ook zijn dat de juiste maat kolfschelp verandert omdat de grootte van de tepel kan veranderen.

Terug naar A B C..

Kolven

Wanneer de moeder de baby niet live aan de borst wil of kan voeden is het afkolven en geven van de eigen moedermelk de tweede beste optie.

Er zijn verschillende situaties waarin kolven een optie is:
⁃ wanneer de moeder en de baby structureel gescheiden zijn, bijvoorbeeld wanneer de moeder weer gaat werken.
⁃ wanneer de moeder en de baby incidenteel gescheiden zijn, bijvoorbeeld wanneer moeder af en toe een voeding zelf niet kan geven.
⁃ wanneer de baby prematuur geboren is, te ziek is of een dusdanige aandoening heeft dat live aan de borst drinken niet mogelijk is.
⁃ wanneer moeder er bewust voor kiest om niet live aan te leggen maar fulltime te kolven.
⁃ wanneer de melkproductie nog niet goed op gang is.
⁃ wanneer de baby bijgevoed moet worden (om de melkproductie optimaal te stimuleren).

Afkolven met hand kan ingezet worden direct na de geboorte. Colostrum komt in kleine hoeveelheden. De druppels zijn moeilijk op te vangen met een kolfapparaat. Om verlies te voorkomen kan moeder met de hand kolven en deze druppels opvangen op een lepeltje.

Er zijn handkolven en elektrische kolfapparaten. Handkolven werken met een knijpmechanisme.
De professionele dubbelzijdige elektrische (huur)kolven worden in ziekenhuizen gebruikt en geadviseerd aan moeders die (tijdelijk) fulltime moeten kolven. Door de krachtige motor is deze kolf zeer geschikt voor het op gang brengen en in stand houden van de melkproductie.
Daarnaast zijn er enkelzijdige en dubbelzijdige elektrische kolven te koop voor particulier gebruik.
Nieuw is de mogelijkheid om handsfree te kolven met wearable borstkolven in je bh.

Warmte en massage toepassen voorafgaand aan het kolven stimuleert de toeschietreflex en vergroot de kolfopbrengst.

Terug naar A B C..

Lactogenese

Lactogenese is de term voor het melkproductieproces. Er zijn verschillende fasen.

Lactogenese I
Deze fase verloopt vanaf de 2e helft van de zwangerschap tot en met de 2e dag na de geboorte. De melkklieren gaan de eerste melk produceren. Bij sommige vrouwen lekken de borsten al kleine beetjes colostrum aan het eind van de zwangerschap. De placenta produceert progesteron en oestrogeen. Deze hormonen remmen de werking van prolactine. Prolactine is het hormoon dat zorgt voor de melkaanmaak. Er komt nog geen volledige melkproductie op gang. Ook niet wanneer een vrouw in deze fase al start met kolven.

Lactogenese II
Deze fase verloopt vanaf dag 3 tot en met dag 8 na de geboorte. Na de geboorte van de baby en de uitdrijving van de placenta daalt het hormoon progesteron. De werking van prolactine wordt niet meer geremd en de melkproductie komt op gang. De moeder krijgt stuwing in de borsten. 2 tot 3 dagen na de bevalling komt de eigenlijke melkproductie komt op gang. De hoeveelheid melk neemt toe. Colostrum wordt overgangsmelk.

Lactogenese III
Deze fase wordt ook galactopoeise genoemd. Deze fase verloopt vanaf dag 9 tot het begin van de involutie. Overgangsmelk wordt rijpe moedermelk en een volwaardige melkproductie is op gang. In deze fase verandert de aanmaak van melk, van overwegend endocrien (hormoongestuurd) naar overwegend autocrien (vraaggestuurd). Het frequent legen van de borsten zorgt voor de aanmaak van de melk en behoud van de productie (vraag en aanbod principe).

Involutie
Involutie van het klierweefsel zorgt voor het dalen van de melkproductie. De borsten stoppen met het aanmaken van melk. De melkklieren krimpen (atrofie). Deze fase duurt circa 40 dagen na de laatste keer borstvoeding of kolven.

Terug naar A B C..

Mastitis

Mastitis is borstontsteking. Er is sprake van een verstoring in het evenwicht van het borstweefsel.

Kenmerkend voor een borstontsteking zijn: roodheid, zwelling door oedeem, warmte, pijn, koorts, rillingen, algehele malaise.

Volgens de laatste inzichten (zomer 2022) is de oorzaak van borstontsteking geen verstopt melkkanaaltje, maar een vernauwd melkkanaaltje door druk op het omringend weefsel.

De behandeling van een borstontsteking:
• De pijnlijke borst zoveel mogelijk met rust laten. NIET masseren.
• Aanleggen of kolven zoals je deed. NIET extra vaak aanleggen of kolven.
• Innemen van een pijnstiller: paracetamol.
• Innemen van een ontstekingsremmer: ibuprofen.
• De pijnlijke borst consequent koelen met koude kompressen.
• Het dragen van een goed steunende bh of sporttop.
• Lecithine overwegen.

Verandert het beeld niet na 48 uur kan er sprake zijn van een bacteriële borstontsteking en is antibiotica nodig.

De melkproductie kan tijdelijk teruglopen. Bij verbetering van de klachten keert de productie terug.

Bron:Academy of Breastfeeding Medicine Clinical Protocol #36, The Mastitis Spectrum, Revised 2022

Terug naar A B C..

Nachtvoedingen

Na 6 weken wordt vaak aan ouders gevraagd of hun baby al doorslaapt. Dit suggereert dat het ‘s nachts komen voor voedingen na die tijd abnormaal zou zijn. In de Westerse cultuur worden nachtvoedingen door veel ouders als belastend ervaren.

Nachtvoedingen zijn echter de eerste maanden heel normaal. Een pasgeboren baby heeft nog geen dag- en nachtritme. De baby moet gewoon elke paar uur gevoed worden, dus ook ’s nachts.

Nachtvoedingen zorgen met name voor een stabiele bloedsuikerspiegel, voor een stabiele calorie-inname om goed te kunnen groeien en in geval van borstvoeding voor een stabiele melkproductie. ‘s Nachts is het prolactinegehalte hoger, waardoor er meer melk is.

De WHO adviseert dat de baby minstens de eerste 6 maanden na de geboorte bij de ouders op de slaapkamer slaapt. Dit kan in één bed, mits aan de voorwaarden wordt voldaan om veilig met de baby in een bed te slapen. Ouders kunnen ook gebruik maken van een aanschuifbedje(co-sleeper) of een wiegje op de kamer.

Geadviseerd wordt om de nachtvoedingen zo rustig mogelijk te laten verlopen. Weinig licht en geluid en de baby alleen verschonen als het echt nodig is.

Na de borstvoeding slapen de moeder en de baby gemakkelijk weer in onder invloed van de borstvoedingshormonen.

Moeders kunnen erg vermoeid raken van de gebroken nachten. De beste manier om daar mee om te gaan is het accepteren van de situatie. Daarnaast kan de moeder proberen zelf zoveel mogelijk slaap mee te pakken overdags tijdens de slaapjes van de baby. Vaak wordt gedacht dat het helpend zou zijn wanneer de vader ‘s nachts een flesje afgekolfde moedermelk kan geven aan de baby zodat de moeder een volledige nacht kan doorslapen. Echter wanneer de baby de borsten niet leegt zal de moeder de borsten moeten afkolven om stuwing te voorkomen en de productie te behouden.

Nachtvoedingen hebben dus wel degelijk nut en horen er bij.

Terug naar A B C..

Oxytocine

Oxytocine is een neuropeptide dat als hormoon én neurotransmitter fungeert. Het speelt een belangrijke rol bij het opwekken van de bevalling en tijdens de borstvoeding.

Oxytocine speelt niet alleen een rol bij zwangere vrouwen, barende vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven, maar komt ook vrij door prettig huidcontact, massage, nabijheid, seks en intimiteit. Het wordt wel het bindings- of knuffelhormoon genoemd.

Oxytocine wordt geproduceerd door de hypothalamus. De naam ‘oxytocine’ komt van het Griekse woord okytokos, wat ‘snelle geboorte’ betekent.

Oxytocine stimuleert bij vrouwen die borstvoeding geven de toeschietreflex. Wanneer de baby aan de borst ligt en begint te zuigen, worden de tepel en tepelhof gestimuleerd. Vervolgens krijgen de hersenen het signaal om de melk toe te laten schieten. Oxytocine laat de spiercellen rond de melkklieren samentrekken. Daardoor gaat de melk uit de melkklieren de melkkanalen in richting de tepel.

Onder invloed van oxytocine trekt ook de baarmoeder zich samen, zodat deze krimpt na de bevalling en de oorspronkelijke vorm sneller terugkrijgt. Bij het begin van de borstvoeding kunnen moeders dit ervaren als buikkrampen, dit zijn naweeën.

Huid-op-huid contact verhoogt de hoeveelheid oxytocine en heeft daarmee een positieve invloed op de borstvoeding. Ook warmte en massage toepassen voorafgaand aan het voeden of kolven helpt om de melk sneller te laten toeschieten.

Het hormoon oxytocine is ook in een kunstmatige variant te verkrijgen: Syntocinon neusspray. Deze neusspray kan de moeder voorafgaand aan een voedings- of kolfmoment gebruiken om haar toeschietreflex te bevorderen.

Oxytocine kent ook een schaduwzijde. In bepaalde gevallen heeft het door de wisselwerking met dopamine tot gevolg dat borstvoedende moeders een sterke dysforie waarnemen, een treurige stemming met intens heftige emoties. Dit verschijnsel heet D-MER, dysphoric milk ejection reflex (dysforische toeschietreflex).

Terug naar A B C..

Prolactine

Prolactine is het zwangerschapshormoon dat verantwoordelijk is voor de productie van moedermelk.

Prolactine wordt geproduceerd door de hypothalamus en de hypofyse. De naam ‘prolactine’ komt van het Griekse prolactis, wat ‘voor melk’ betekent.

In de zwangerschap stimuleert prolactine de groei van de melkkanalen en de melkklieren. De borsten worden groter en gevoeliger. De tepels worden donkerder van kleur en de kliertjes van Montgomery op de tepelhof worden duidelijker zichtbaar. Het is mogelijk dat de borsten aan het einde van de zwangerschap al wat melk lekken. Dit gaat om kleine hoeveelheden, omdat de melkproductie nog wordt onderdrukt door progesteron, wat geproduceerd wordt door de placenta.

Na de geboorte van de baby en de uitdrijving van de placenta daalt het gehalte aan progesteron. Hierdoor krijgt prolactine, dat tijdens de zwangerschap onderdrukt werd, vrij spel en komt de melkproductie op gang.

Wanneer de baby aan de borst ligt en begint te zuigen, worden de tepel en tepelhof gestimuleerd. Vervolgens krijgen de hersenen het signaal om melk te maken. Als er melk wordt afgenomen stijgt het prolactinegehalte in het bloed. Hoe vaker prolactine piekt tijdens het op gang komen van de melkproductie hoe meer prolactinereceptoren worden gevormd op de melkproducerende cellen. Hoe meer prolactinereceptoren hoe gevoeliger het melkklierweefsel is voor prolactine. Door frequent aan te leggen of de borsten af te kolven tijdens het op gang komen van de melkproductie zorgt de moeder dus ook voor een goede melkproductie tijdens de rest van de lactatieperiode.

Terug naar A B C..

Regeldagen

Regeldagen of rommeldagen zijn dagen waarop de baby tijdelijk vaker voor een voeding komt. Regeldagen zijn normaal en nodig om vraag en aanbod van borstvoeding te regelen. Regeldagen vallen rond de leeftijd van 10 dagen, 3 weken, 3 maanden en 6 maanden.

De meeste vrouwen stoppen helaas rond de 10e dag met borstvoeding geven. De kraamhulp is net weg, de baby huilt veel of is onrustig en wil vaak aan de borst. Moeders denken dat hun melk op is, maar niks is minder waar. Het proces van melk maken verandert rond dag 10 van voornamelijk endocrien naar autocrien, dus van voornamelijk hormoongestuurd naar vraaggestuurd. Dit is de reden waarom de baby rond deze tijd zo vaak wil drinken.

Rond de 3 weken, 6 weken en 3 maanden vallen de regeldagen vaak samen met een groeispurt. De baby groeit, heeft behoefte aan een grotere hoeveelheid moedermelk en regelt dat zelf door vaker te gaan drinken. Vaker voeden zorgt ervoor dat er meer melk wordt aangemaakt. Tijdens de regeldagen wordt op deze manier vraag en aanbod opnieuw op elkaar afgestemd.

Het vaker komen van de baby voor voedingen (ook wel clusteren genoemd) kan voor de moeder erg intensief zijn. Door in te gaan op de behoefte van de baby aan extra voedingen duurt het niet lang voor de melkproductie toeneemt. Samen met de baby een dagje huid op huid in bed in de layd back position is aan te raden. De baby heeft dan onbeperkt toegang tot de borst en de moeder kan ondertussen ook uitrusten.

Terug naar A B C..

Stuwing

Als de melkproductie op gang komt rond de 3e of 4e dag na de bevalling treedt er stuwing op in de borsten. De borsten worden voller en steviger door de grotere hoeveelheid melk. De verhoogde activiteit van de melkklieren veroorzaakt daarnaast een verhoogde doorbloeding en een toename van het lymfevocht in het borstweefsel.

De borsten zijn voller, steviger, gezwollen, pijnlijk, warm en rood. De huid van de borst is strak gespannen en glanzend. Kenmerkend is ook de duidelijke vaattekening in de huid. De lichaamstemperatuur kan verhoogd zijn tot 38 °C.

In deze fase is het belangrijk om de baby goed en frequent te laten drinken. Het aanleggen kan lastiger zijn bij gestuwde borsten omdat de baby moeite kan hebben met aanhappen als de borst hard is en de tepels door de spanning vlakker zijn. Moeders kunnen voor het aanleggen de ergste druk even afkolven, met een kolfapparaat of met de hand.

Wanneer er vochtstuwing is kan de moeder reverse pressure softening toepassen. Middels deze tegendruktechniek met de vingers op het tepelhof kan de moeder het overtollig vocht terug duwen in de borst en de tepelhof zachter maken.

Wanneer de moeder last heeft van stuwing kan zij haar borsten koelen met koude kompressen tussen de voedingen voor comfort. Ook is het veilig om in overleg met de (huis)arts paracetamol te slikken als pijnstiller en ibuprofen als ontstekingsremmer.

Stuwing is een tijdelijk verschijnsel dat na 24 tot 48 uur weg zou moeten zijn. Wanneer stuwing niet goed behandeld wordt kan het leiden tot een borstontsteking.Stuwing kan ook voorkomen bij vrouwen die geen borstvoeding geven. De melkproductie is in het begin hormonaal gestuurd, wat betekent dat de melkproductie op gang komt ongeacht je wel of geen borstvoeding geeft.

Terug naar A B C..

Toeschietreflex

Wanneer de baby aan de borst drinkt of moeder de borsten kolft schiet onder invloed van oxytocine de melk toe: de toeschietreflex. De melkkanalen achter de tepelhof verwijden zich als reactie op de toeschietreflex en krimpen weer als deze voorbij is.

Sommige moeders voelen de toeschietreflex als een soort tinteling. Anderen ervaren het als pijnlijk en weer anderen voelen het helemaal niet.

Hoe meer gestuwd de borsten zijn, des te krachtiger is de toeschietreflex. Wanneer de baby moeite heeft om de snelheid van de melkstroom te verwerken kan de moeder haar adem even inhouden en haar spieren even aanspannen om de toeschietreflex wat af te remmen. Werkt dit niet afdoende kan de moeder het beste voorafgaand aan het aanleggen de ergste druk even afkolven met een kolfapparaat of met de hand.

Als de moeder de baby aan de borst legt zal de melk meestal snel vanzelf toeschieten. Wanneer de moeder gaat kolven kan het wat langer duren eer de melk toeschiet. Een 2-fasenkolf kan de toeschietreflex opwekken met snelle, korte zuigjes. Er zijn ook manieren op de toeschietreflex zelf op te wekken. Dit kan door middel van borstmassage en het toepassen van warmte. Daarnaast is het belangrijk dat moeder zoveel mogelijk ontspannen is. Helpend is diep in en uit ademen, kolven in een prettige ruimte met een aangename temperatuur, denken aan de baby met behulp van een foto of filmpje, ruiken aan kleertjes van de baby, luisteren naar geluidjes van de baby, iets warms drinken of afleiding zoeken door tv te kijken, op je telefoon bezig te zijn of een boek te lezen.

Stress, angst, zorgen, pijn en kou kunnen de toeschietreflex tegenwerken. Als het laten toeschieten van de melk niet goed lukt, kan een neusspray met synthetische oxytocine nog een uitkomst bieden.

De melk kan ook spontaan toeschieten wanneer de moeder een warme douche neemt, haar eigen of andermans baby hoort huilen, tijdens sporten en na een orgasme. Wanneer de melk toeschiet zal het uit beide borsten stromen. Daarom kan het handig zijn dat de moeder een zoogcompres, melkcollector of doek bij de hand houdt om de melk op te vangen.

Terug naar A B C..

U-greep

Als de moeder in de doorgeschoven houding met haar rechterborst voedt, ondersteunt ze de baby met haar linkerarm en vormt ze met haar rechterhand haar borst voor met behulp van de U-greep. De moeder schuift haar hand naar de onderkant van haar borst en maakt met haar duim en vingers de letter U. De borst is iets afgeplat en in lijn met de lippen van de baby.

De moeder vormt de borst voor alsof ze er een hamburger van maakt. De moeder maakt op deze manier haar borst voor de baby behapbaarder.

Of de moeder een U of een C maakt, ligt aan de richting van de baby’s mond.

De u-greep kan gebruikt worden als de baby dwars over het lichaam van de moeder ligt. Hierbij is de buik van de baby naar de buik van de moeder gedraaid, zoals bij de madonna-, de rugby-, en de doorgeschoven houding.

De c-greep kan gebruikt worden als de baby evenwijdig over het lichaam van de moeder ligt, zoals bij liggend voeden of achteroverleunend voeden.

De moeder kan aan de kant van de neus van de baby iets meer druk zetten zodat de tepel richting het gehemelte van de baby wijst.

Terug naar A B C..

Vraag en aanbod

De melkproductie komt na de bevalling op gang onder invloed van prolactine en oxytocine. Dit is een hormoongestuurd proces.

Als de melkproductie eenmaal op gang is, schakelt de melkaanmaak geleidelijk over naar het proces van vraag en aanbod, wat plaatselijk in de borst geregeld wordt.

Het proces van vraag en aanbod houdt het volgende in: hoe vaker de baby aan de borst drinkt, des te hoger de melkproductie. Hoe meer tijd tussen de voedingen of hoe minder melk per voeding wordt gevraagd, des te lager de melkproductie.

Voor fulltime kolvende moeders geldt hetzelfde: hoe vaker de borsten worden leeggekolfd, hoe beter de melkproductie op gang blijft. Minder vaak kolven leidt tot ophoping van de melk in de melkklieren. Een volle borst remt de productie, wat leidt tot afname van de hoeveelheid melk.

Na de eerste weken blijft het volume van de melkproductie min of meer gelijk, mits de borsten vaak genoeg geleegd worden.

Terug naar A B C..

Werk en borstvoeding

Een vrouwelijke werknemer die borstvoeding geeft, heeft (indien zij de werkgever hiervan in kennis heeft gesteld) het recht om de arbeid te onderbreken om te voeden of kolven. Dit mag zo vaak en zo lang als nodig is, maar maximaal een vierde van de arbeidstijd per dienst gedurende de eerste 9 levensmaanden van het kind.

Daarnaast hoeft de vrouwelijke werknemer die borstvoeding geeft de eerste 6 maanden niet over te werken of nachtdiensten te draaien.

Ook moet er een geschikte kolfruimte beschikbaar zijn. De kolfruimte moet voldoen aan een aantal eisen. De ruimte moet van binnenuit afgesloten kunnen worden, hygiënisch zijn, voldoende privacy bieden en voldoende rustig en afgezonderd zijn. In de ruimte moet een bed of rustbank staan.
Voldoende verse lucht en voorzieningen voor klimaatbeheersing zijn nodig. Het dient een ruimte te zijn zonder risico’s, zoals de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen en verontreinigingen.

Bron: Artikel 4.3.8 Voedingsrecht uit de Arbeidstijdenwet.

Terug naar A B C..

Zuigreflex

De zuigreflex is één van de vier voedingsreflexen waarover een gezonde, voldragen baby beschikt.

De zoek-, hap-, zuig- en slikreflex stellen de baby in staat te drinken uit de borst.

De zoekreflex wordt getriggerd wanneer de baby een aanraking voelt bij de wang. De baby draait het hoofdje richting de prikkel.

De hapreflex wordt getriggerd wanneer de tepel de bovenlip van de baby aanraakt. De baby zal de mond wijd openen.

De zuigreflex wordt getriggerd wanneer de tepel zich diep in het mondje van de baby bevindt. De tepel moet het gehemelte van de baby raken, op de overgang van het harde naar het zachte gehemelte.

De slikreflex wordt getriggerd wanneer de melk achter in de mond van de baby komt.

Terug naar A B C..